Open brief aan de Eerste kamer S-IJ-R Midden LimburgDatum: 10-02-2005 Samenwerkingsverband IJzeren Rijn Midden-Limburg. Correspondentieadres:
Regio Noord- en Midden-Limburg
Postbus 486, 5900 AL Venlo.
Contactpersoon: P. Tillmanns
T 077-8504991
Aan: De leden, plaatsvervangende leden van de Commissie Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer der Staten Generaal.
Venlo, 10 februari 2005.
Betreft: Rijden over het Historisch Tracé van de IJzeren Rijn dichter bij dan ooit.
Geachte leden, geachte plaatsvervangende leden,
Het weer in gebruik nemen van het historisch tracé van de IJzeren Rijn als Europese goederenspoorlijn, dwars door de stad Weert en zonder omleiding om Roermond, is dichterbij dan ooit. Nadat de commissie van Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer niet zonder slag of stoot akkoord ging met het voorgestelde arbitrageverdrag over de IJzeren Rijn gloorde er enige hoop dat de besluitvorming gunstig voor Midden Limburg zou uitpakken. De beantwoording van de gestelde vragen, door minister Bot, is een weergave van zijn interpretatie van de historische verdragen. Uit zijn beantwoording blijkt geen enkele toetsing door welke juridische instantie dan ook. De niet vastgestelde MER (waarvan de procedure na de inspraaktermijn is gestopt en nog 15.000 insprekers wachten op antwoord) en de erkenning van het recht van doortocht door de toenmalig minister president Kok lijken de enige argumenten ter onderbouwing van het, volgens de minister, niet nodig zijn van een verdere toetsing. De toetsing van de geldigheid van oude verdragen blijft wel mogelijk, maar is niet meer nodig daar Nederland België opnieuw het recht verleend door vaststelling van het arbitrageverdrag.
In de bijgevoegde notitie van dhr. Prof. Dr. Ch. W. Backes , hoogleraar internationaal Europeesrecht en nationaal milieurecht aan de Universiteit Utrecht staan een aantal passages waarin duidelijk wordt welke valkuilen in het verdrag zitten. Deze passages willen wij hier kort en bondig weergeven.
Als het recht van België op reactivering van het historische tracé tot voor kort wellicht niet heeft bestaan, dan bestaat het na goedkeuring van het Arbitrageverdrag in ieder geval wél. België heeft dan het eeuwige recht op reactivering van het historische tracé, zonder omleiding rond Roermond. Nederland mag alleen nog het historisch tracé vaststellen in een Tracé Besluit. Inspraak en beroep hierop zijn volstrekt nutteloos.
Een tunnel onder de Meinweg kan mogelijk via de Habitatrichtlijn gerealiseerd worden. Er zijn onvoldoende wettelijke maatregelen om een omleiding om Roermond af te dwingen. Hooguit kan een vriendelijk verzoek aan de Belgische regering gedaan worden. Onderhandelen over een omleiding is zelfs een ontkenning van het, door de Nederlandse regering (weg)gegeven Belgische recht.
De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin een omleiding om Roermond, een ondertunneling van het Meinweg gebied en geluidwerende voorzieningen in Weert worden geëist. De status van deze motie is echter onduidelijk. Zo lijkt de Belgische regering niet verplicht deze motie uit te voeren. Het accepteren van een Belgisch recht van overpad over het historische tracé betekent dat de Nederlandse onderhandelingsruimte drastisch wordt ingeperkt.
De vragen aan het Hof van Arbitrage op zich zijn goed, de eerste alinea, voorafgaand aan de vragen, is echter verkeerd. Laat het gedeelte waarin het recht van België op reactivering wordt erkend weg en leg de vragen, betreffende kosten en uitvoeringsrechten, voor aan het Hof van Arbitrage.
De Limburgse kiezers uit Roerdalen, Roermond, Swalmen, Heythuysen, Haelen en Weert alsmede de Brabantse kiezers uit Cranendonck en de 12.000 burgers die de Milieufederatie Limburg gemachtigd hebben om namens hen de procedure te voeren zijn u allen dan zeer erkentelijk.
Hoogachtend,
w.g. drs. G. IJff,
Voorzitter Samenwerkingsverband IJzeren Rijn Midden-Limburg.
|